Hét nummer tijdens jouw afscheid

Lieve pap,

Een dag voor jouw afscheid kregen we een appje van mijn neefje. Hij had een nummer die hem aan jou deed denken. De vraag was of we dat konden laten horen tijdens de ceremonie. Natuurlijk, ik twijfelde geen moment. Als hij bij dit nummer aan jouw dacht, dan moesten we dat natuurlijk laten horen. Al was het een heavy metal nummer geweest, voor hem was het belangrijk en dus zouden we het draaien.

Het nummer komt nog altijd voorbij op de radio. Zo ook vanochtend toen ik naar mijn werk reed. Meteen zat ik in gedachten weer op het bankje met voor me jouw kist bezaaid met plukbloemen. Ik voelde de tranen achter mijn ogen. In plaats van te zappen naar een andere zender, luisterde ik het nummer en zong ik zachtjes mee. Wel moest ik een paar keer flink slikken om de tranen tegen te houden. (Ik zou ze graag laten lopen, maar dan loop ik de hele dag met dikke ogen…).

Ik ben dankbaar voor jouw mooie afscheidsdienst en dit nummer dat aangedragen werd door mijn neefje.

Dag pap, bedankt voor alles.

I’m still holding on to everything that’s dead and gone
I don’t wanna say goodbye ’cause this one means forever
Now you’re in the stars and six-feet’s never felt so far
Here I am alone between the heavens and the embers
Oh, it hurts so hard for a million different reasons
You took the best of my heart and left the rest in pieces

Lees ook: Dag pap, bedankt voor alles

Weer even bij je

Lieve Eef, gister was ik bij je bankje met een vriendin van me. Het was fijn om jouw plekje te laten zien en te kunnen delen. We hebben thee gedronken, chocola gegeten en gekletst op jouw bankje.

De wind waaide hard, de zon brak af en toe door de wolken en er viel een buitje op ons. De zon verlichtte het palmgras, de blauwe lucht veranderde even in een donker gat. En toen verscheen er een regenboog. Het was als magie.

Ik mis je nog elke dag, elke minuut. Slaap lekker lief zusje.

Lees ook: Buitengesloten en angstig

De klanken raakten me

Lieve pap,

In de hal van mijn werk staat een piano, een vleugel. Toen ik vandaag vanuit de kantine naar mijn werkplek liep, zat er iemand op te spelen.

De klanken deden me denken aan de noten die jij altijd speelde. Ik had ze voor het laatst gehoord uit jouw vingers. In gedachten zag ik je handen over de toetsen glijden en je voet ritmisch het pedaal indrukken. Zelfs toen je geen idee meer had wie ik was, wist je nog moeiteloos de juiste noten te raken.

Heel even zat ik weer naast je, te luisteren en me te verwonderen over jouw liefde en gave voor pianomuziek. Snel liep ik door, want de klanken zorgde ervoor dat ik tranen voelde opkomen. Het ontroerde me en ineens miste ik je weer enorm. Bedankt voor alles pap.

Lees ook: op het puntje van de bank

Niet alles hoeft opgelost te worden

Ineens zat ik ziek thuis. Voordat ik überhaubt besefte wat er nou eigenlijk aan de hand was, waarom ik niet meer functioneerde, moest ik me melden bij de bedrijfsarts.

Ja, er was veel gebeurd. Mijn zusje was overleden en nog geen half jaar later hebben we mijn vader moeten verhuizen naar een verzorgtehuis. De zorgen om mijn zusje gingen over in zorgen om mijn vader. Daarbij kwam een verhuizing van de stad naar een dorp, de coronacrisis en alle ellende die daarbij kwam kijken.

Al die tijd heb ik prima kunnen functioneren op mijn werk. Mijn gemoedstoestand had geen invloed op mijn werk, hoe verdrietig ik ook was. Het was juist wel fijn om aan het werk te zijn, de afleiding deed me goed. Ik heb geen dag niet met plezier gewerkt. En in al die jaren heb ik me misschien slechts één dag ziek moeten melden.

Maar op mijn werk werd het steeds drukker. Er gebeurden vervelende dingen in ons team, er vielen mensen uit en er was geen leiding en visie meer. Het was een onrustige en chaotische tijd, er wordt zelfs nu nog over gesproken.

Ik heb een groot verantwoordelijkheidsgevoel en aangezien ik iemand ben die graag wil helpen, nam ik veel taken op me. Teveel. En dat is de reden geweest waarom ik uitviel. Werkdruk.

Maar dan zit je ineens thuis en ga je op zoek naar antwoorden. Wat is er nou eigenlijk gebeurd? Waarom functioneer ik niet meer? Alles wordt onder de loep gelegd want waar ligt het toch aan?

Uiteraard kwam in mijn eerste gesprek met de bedrijfsarts het verlies van mijn zusje en de zorgen om mijn vader naar boven. Ik kon alleen maar huilen en dit was toch een duidelijke reden voor mijn tranen. Verdriet.

Ja ik had verdriet, dat zal nooit weggaan. Maar dat was niet de reden voor mijn uitvallen denk ik nu. Zoals ik al schreef, ik heb altijd kunnen functioneren op mijn werk. Pas toen het chaos werd op mijn veilige leuke werkplek ging het mis.

Maar de bedrijfsarts zal het wel weten. En dus ging ik op haar aanraden naar de psycholoog en langs de huisarts. Diep van binnen wist ik dat dat niet de oplossing zou zijn. Maar ik voelde me zo slecht. Als ik van haar elke ochtend in de sloot moest springen dan had ik dat nog gedaan. Want tja, je moet ook meewerken aan je herstel. Ik wilde álles doen om ‘beter’ te worden en weer aan het werk te kunnen. Blijkbaar was er vanalles mis met me en dat moest opgelost worden. En het liefst een beetje snel.

En dat alles willen fixen was juist niet goed voor mij. Als je in een open wond blijft porren, gaat deze nooit dicht. En als je pech hebt krijg je er nog een ontsteking bij. Als je naar oorzaken en problemen graaft, zul je altijd wat vinden. Naar de werkdruk werd eigenlijk niet gekeken, ook niet door mezelf. Ik zag het als ‘de druppel’. Want er waren immers genoeg andere oorzaken die mijn uitvallen zouden kunnen verklaren. Ik had nogal wat meegemaakt in korte tijd.

Ik ben er van overtuigd dat als ik een paar maanden met rust was gelaten, geen gesprekken hier en daar, geen controle en druk, had ik veel sneller weer aan het werk gekund. Gewoon een paar maanden rust. Helemaal niets. ‘We willen je niet horen, niet zien en we blokkeren je mailadres. Je gaat verplicht op vakantie. Veel plezier!’. Geen oorzaken zoeken, niet graven naar redenen.

Rust werd me geadviseerd en ‘leuke dingen doen’. Maar geloof me, het schuldgevoel overheerst als je ineens thuis komt te zitten. Er moest blijkbaar vanalles ‘gefixt’ worden voordat ik weer kon werken. Van rust kwam het pas na negen maanden thuis zitten.

Ik had moeten zien dat de situatie op mijn werk de boosdoener was. De bedrijfsarts had niet álles moeten willen aangrijpen om me te fixen. Een ander is misschien juist wel gebaat bij controle en gesprekken. Mij heeft het eerder kwaad dan goed gedaan denk ik nu. Je kunt niet alle mensen in hetzelfde protocol stoppen.

Ik denk echt dat we over de oorzaak heen gekeken hebben: de chaos en werkdruk in het team. Daarvoor kon ik altijd functioneren, wat er ook aan de hand was.

Gelukkig is de rust in het team wedergekeerd en ben ik met plezier weer aan het werk. Ik zal altijd mijn ‘makken’ houden, ik ben ook maar een mens. Bovendien een echte introvert. Maar invloed op mijn werk heeft het nooit gehad.

En dat had ik misschien duidelijker moeten laten weten. Al denk ik ook dat ik het nu pas zo kan zien. Puur en alleen omdat er zogenaamd vanalles mis met me was en dat opgelost moest worden. Ik zat in een ‘malle molen’ en oh wat ben ik blij dat ik daaruit ben weten te komen.

Toch kijk ik met een rotgevoel en verdrietig terug op deze periode. Buiten dat het een intens zware tijd was, is er verkeerd gehandeld. Het heeft me ook veel geld gekost. Maar bovenal voelde ik me niet gehoord en gezien. En ja, daar ben ik mede schuldig aan. Maar de kleinste dingen, zoals boodschappen doen, waren al teveel. Hoe kon ik dan helder nadenken? Ik had naar mezelf moeten luisteren, naar iets wat ik diep van binnen wel wist. Ik had rust nodig, niets meer en niets minder…

Het voelt alsof het nog niet af is. Ofzo.

“Broken crayons still color”

Lees ook: ik ben wie ik ben

Een duwtje in de rug

Toen ik net bevallen was en de kraamzorg nog langs kwam, deed ik eigenlijk teveel. Ik wilde helpen in het huishouden, met onze pasgeboren dochter en eigenlijk gewoon ‘de boel weer oppakken’. Maar de nachtelijke voedingen, de weinige uurtjes slaap en mijn lichamelijke conditie werkten niet mee. En toch voelde ik me enorm schuldig als ik niets deed.

Ik weet nog heel goed dat de kraamzorg, het type stevige strenge maar lieve grootmoeder, beval me naar bed te gaan en te gaan slapen. Overdag. ‘Jij gaat slapen, wij zorgen voor je dochter. Hup!’. Ze gaf me nog net geen duw in m’n rug. Als een kind dat straf kreeg ging ik maar ik bed liggen. Ik voelde me schuldig, verdrietig en een slechte moeder. Maar de kraamzorg was duidelijk, ik had geen keus. Met tranen in mijn ogen ben ik in slaap gevallen.

En oh wat was dat een héérlijk dutje. Ik voelde me herboren nadat ik gedesoriënteerd uit een diepe slaap wakker werd. De kraamzorg had gelijk, dit had ik nodig om verder te kunnen zorgen en herstellen.

Vandaag voelde ik me weer een kind dat straf kreeg. Na een jaar ziek thuis te zijn geweest ben ik weer aan het werk. Dat voelt goed en is fijn. Het is geen moeten meer maar willen. De knop is om. En ik ging bijna full speed weer aan de slag. Gewoon ‘de boel weer oppakken’. Wel met de grote verandering dat ik me er nu bewust van ben als ik me minder goed voel en daarop kan inspelen.

Maar ik werd teruggefloten door de arbeidsdeskundige en mijn leidinggevende. Ik moet mijn uren opbouwen in een rustig tempo. Ergens wil ik dat helemaal niet maar diep van binnen weet ik nu ook dat dat beter is. En dus is er een duidelijk schema gemaakt waar ik me aan moet, ga, houden. Dat dat betekent dat ik halverwege de dag naar huis ga terwijl de rest doorwerkt, dat is dan maar zo. Het schuldgevoel moet ik aan de kant zetten.

Uiteindelijk ben ik de kraamzorg zó dankbaar dat ze me tot slapen dwong, het hemelse gevoel van dat middagslaapje kan ik me nog tot op de dag van vandaag herinneren. Uiteindelijk zal ik de arbeidsdeskundige vast ook dankbaar zijn dat ik na een jaar weer rustig kan wennen aan het ‘normale’ leven. Soms is een duwtje in je rug zo gek nog niet.

Lees ook: Jij was de eerste

The big 4-0

Lieve Eef, vandaag zou je 40 kaarsjes moeten uitblazen. Vandaag zou je ‘echt ouououd’ zijn, zoals je zou zeggen.

Je had vast en zeker een feest gegeven. Of gewoon gezellig met vriendinnen en vrienden geborreld. Je zou overladen worden met lieve woorden, dat weet ik zeker.

Een verjaardagskaart hoef ik niet te schrijven, een appje komt niet meer aan en de telefoon blijft onbeantwoord. Want ‘the big 4-0’ vier je in een wereld die wij niet kennen.

Vandaag mis ik je, zoals elke dag. Ik was met mam bij je bankje, een vertrouwde plek. Daarna hebben we gegeten in het restaurant waar je vroeger boven gewoond hebt.

Gefeliciteerd lief zusje, in gedachten geef ik je een dikke knuffel. Ik hoop dat je ‘m voelt.

Jouw bankje op het Leersumse Veld

Lees ook: 35 + 4

Ik ben wie ik ben

Sinds ik twee maanden ‘vrij’ was van gesprekken met de psycholoog en bedrijfsarts, voel ik me veel beter. Het laatste gesprek met de psycholoog zit erop en ze beaamde dat het beter met me gaat als je me m’n gang laat gaan.

De bedrijfsarts probeerde al die tijd alles om mij ‘beter’ te maken. Andere therapie, meer therapie, medicatie. Dit verstikte me. Ik had rust nodig. Natuurlijk wist ik dit wel, maar als de bedrijfsarts had gezegd dat ik elke ochtend in de sloot moest springen had ik dat nog gedaan ook. Weet ik veel hoe zoiets werkt als je ineens thuis komt te zitten. Het was een rare periode. Ik deed er álles aan om ‘beter’ te worden en achteraf gezien maakte dat dingen alleen maar erger.

Die twee maanden waarin ik geen gesprekken had, ging het beter. Ik voel me zekerder, ken m’n grenzen beter en ben me bewust van hoe ik me soms kan voelen en wat ik dan kan doen.

En nu wil ik gewoon weer aan het werk. Weer bij het team horen, weer nuttig zijn. Ik ben het zat dat mensen steeds denken ‘kan ze dat wel aan?’. Onder alles wat ik doe of zeg lijkt een vergrootglas te liggen. En dat ben ik een beetje zat. Iedereen heeft wel eens ‘buien’ of ergens moeite mee.

Ik ben wie ik ben. Met mijn onzekerheden, emoties en struggles op sommige dagen. Net als iedereen. Veel prikkels vind ik soms lastig, net als sociale aangelegenheden. Ik ben een introvert maar dat betekent niet dat ik niet kan functioneren.

Ik ben wie ik ben en dat is helemaal oké.

Lees ook: Niets doen is hard werken

De piste af met een lach op m’n gezicht

Op mijn zestiende brak ik mijn pols op het ijs. Schaatsen vond ik nooit leuk. Mijn voeten deden altijd pijn, ik had het ondanks dikke winterkleding toch nog koud en ik kon het gewoon niet. Maar de buurtkinderen stonden allemaal op het ijs op de sloot achter ons huis en tja, dan ‘moest’ ik ook maar. En dat eindigde dus met een ritje naar de gipskamer.

Sindsdien heb ik één keer vijf minuten op de schaats gestaan, zonder succes. Ik deed het omdat het de wens van m’n dochter was. Ze wilde zó graag dat ik met haar het ijs op zou gaan. Ik vond dat ik het moest doen voor haar ook al bracht het mij veel angst en zorgen.

In de vakantie stond schaatsen op de planning omdat ze dat zo leuk vindt. Ik heb lang getwijfeld en slapeloze nachten gehad maar ik durfde, en wilde, gewoon echt niet. Ik doe alles voor haar maar hier moest ik een grens trekken. De angst was te groot, het plezier totaal niet aanwezig. Het voelde als falen maar alles in me schreeuwde ‘niet doen’. En dus keek ik toe toen ze met haar vader lol had op het ijs.

Op de verjaardag van onze dochter stond skiën in Snowworld op de planning, als verrassing. Ze heeft al een tijdje skiles op een borstelbaan maar nog nooit in echte sneeuw geskied. Ze zou het zéker leuk vinden.

Als tiener heb ik vaak geskied. Ik ging een aantal keer mee met een skivakantie voor jongeren en leerde daar op twee latten naar beneden glijden. Hoewel het ruim twintig jaar geleden was dat ik op de skies stond en ondanks de nachtelijke angsten van gebroken benen, botsingen op de piste en andere ongevallen (in gedachten hoorde ik de ambulance al) twijfelde ik geen moment, dit durfde ik. Ik zou gewoon mee skiën en niet vanaf de zijlijn toekijken.

Het was even wennen maar als snel ging het prima en vond ik het ook echt leuk om weer de piste af te gaan. We hebben met z’n drieën vier uur lang geskied met een kleine opwarm pauze tussendoor.

Ze had een hele leuke dag vertelde ze me ‘s avonds, ik stond niet passief te kijken maar mocht en durfde deel te nemen aan het plezier en we deden het met z’n drieën. Het was zó leuk. En ook dat was nieuw sinds lange tijd, iets weer leuk vinden. Ik kan het nog.

Ik hoop dat ik met het skiën het niet schaatsen een beetje goed heb gemaakt en haar heb laten zien dat haar moeder echt nog wel dingen durft.

Lees ook: niets doen is hard werken

Sporten zou vergoed moeten worden

Bij sporten denk je waarschijnlijk direct aan afvallen, fit worden en spieren kweken. Dat is ook niet gek want daar ligt altijd de focus op. Maar vergeet en onderschat het mentale aspect van sporten niet.

Ik sport om de dag iets positiefs te geven. Je hebt namelijk nooit spijt als je bent gaan sporten, ik in ieder geval niet. Als ik ben geweest voelt dat als een overwinning op mezelf. Het is een lichtpunt van m’n dag. En ja, die extra kilo’s op mijn lichaam zitten me behoorlijk dwars. Maar daar ligt nu mijn focus niet.

Ik vind het heel zonde dat sporten bij een sportschool niet wordt vergoed. Want de bezoekjes aan de sportschool doen me meer goed dan welke therapie dan ook. Maar het kost ook wat, elke week drie keer meedoen met een small group training.  Minder vaak gaan helpt niet voor mij, dan zit ik er niet lekker in. Het moet onderdeel van mijn routine zijn. En met drie keer in de week werkt dat voor mij.

En ja, je kan buiten en thuis gratis sporten. Maar dat lukt me niet. Ik heb een stok achter de deur nodig. Een tijdstip waarop er mensen op mijn aanwezigheid rekenen, een trainer die vertelt wat ik moet doen, me motiveert en inspireert.

Sporten is voor mij, op dit moment, het beste wat ik mezelf kan geven. Het is mijn reddingsboei. En die reddingsboei zou standaard vergoed moeten worden. Sporten voor je mentale gezondheid wordt écht onderschat.

Heb je mijn fotopagina al gezien?

Vergelijk jezelf niet met anderen

Ik wandel al twaalf dagen achter elkaar een rondje van vijf kilometer. Ook als het regent, ik heb een goede regenjas, en zelfs als ik écht geen zin heb. Het lukt me om toch te gaan.

Het is bij mij vaak alles of niets. Dus als ik één of twee dagen oversla, kan ik zo weer denken “laat ook maar”. En daarom sla ik geen dag over. Oké, heel soms eentje. Maar ik pak het dan de volgende dag moeiteloos weer op.

Ik loop elke keer hetzelfde rondje. Je zou kunnen zeggen dat dat saai is. Maar voor mij is dat op dit moment juist heel fijn. Ik hoef niet na te denken over de route, er is geen ‘short cut’ voor als ik geen zin meer heb, ik weet precies wat ik tegenkom en hoelang ik erover doe. Geen verrassingen en geen keuzestress dus.

Op social media zag ik mensen die schreven ‘vandaag een klein blokje om want ik ben echt heel moe’ of ‘ik liep een kinderachtige rondje’. En dan hadden ze vijf kilometer gelopen. Heel even baalde ik. “Een uur wandelen is dus voor haar een klein blokje om… en ik dacht dat ik goed bezig was…” Bijna raak ik weer uit het veld geslagen en voel ik me toch weer een mislukkeling. Heel even denk ik weer “laat ook maar” en wil ik m’n wandelschoenen weer aan de spreekwoordelijke wilgen hangen.

Maar, ik weet nu beter. Vergelijk jezelf nooit met een ander en vier jouw eigen overwinningen, hoe klein ook. Deze gedachte hou ik ook vast tijdens de small group trainingen in de sportschool. Dat ik daar sta is op dit moment al een hele prestatie. Dat anderen bij elke oefening minimaal het dubbele gewicht tillen dan ik doe, en ik dat twee jaar geleden met gemak ook deed, is hélemaal prima.

Ik ben trots op mijn kleine stapjes en die pakt niemand me meer af.

Lees ook: Twee gaatjes