Een gesprek kan ik niet meer met je voeren maar ik hoor je graag praten. Je woorden maken geen kloppende zinnen en ik kan er soms geen touw aan vastknopen. Is het in jouw hoofd wel logisch of weet je eigenlijk ook niet wat je nou vertellen wil?
Je vraagt me vaak naar je moeder. Wanneer ze komt en hoe het met haar gaat. Vervolgens heb je het over ‘onze moeder’ en twee zinnen later spreek je me aan als je vrouw. Mijn naam komt soms voorbij in je zinnen maar over wie heb je het dan eigenlijk? Je kort m’n naam nog altijd af, net als vroeger. Fijn vind ik dat. Op foto’s herken je me niet, ookal zit ik tegenover je. Het verband ben je kwijt.
Je maakt nog altijd grapjes en lacht daar zelf ook om. Je oordeelt niet en bij jou lijkt al het andere niet belangrijk. Bij jou bestaat de boze buitenwereld met het virus, verdeeldheid, onzekerheid en andere ellende even niet.
Lieve pap, stop niet met praten. Want wat je ook zegt, ik hoor je graag. Tot snel.
Een gedachte over “Al het andere is niet belangrijk”