Geen categorie

Buitengesloten en angstig

Samen lagen we dicht tegen elkaar aan in mijn bed. Wachtend tot pap en mam wakker werden en we uit bed mochten. Met jou voelde ik me veilig en haalde ik opgelucht adem, het werd weer dag.

‘En dan kwam je wéér vertellen dat het regende of vragen wanneer het licht werd. Soms dacht ik wel eens dat je misschien bang was’, schreef mam toen ik vijf jaar was. Dat klopt, ik was bang. Ik voelde me buitengesloten en angstig. Wellicht is hier de basis ontstaan van mijn onzekerheid, mijn gevoel het niet waard te zijn.

Het huis waarin we geboren en opgegroeid waren, had de vorm van de letter L. Op de naaikamer van mam na, was alles gelijkvloers. Om het huis lag een grote tuin. Een grasveld, bosjes, paadjes, een zandbak en schommel, een kruidentuintje in een kas, een grote composthoop en een vijver.

Achterin het lange pootje van de L waren drie slaapkamers; die van pap en mam, die van onze broer en de jouwe. Die laatste is er bijgebouwd toen jij geboren werd.

Achterin het korte pootje was mijn slaapkamer. Deze grenste aan de keuken. Tussen jou en mijn slaapkamer zat dus de keuken, de eetkamer, een deur en een lange gang met twee badkamers en een wc.

Overdag was mijn kamer een heerlijke plek. Het was ruim, had een grote inbouwkast en ik had zelfs mijn eigen wastafel. Een kant van de kamer bestond uit een grote raampartij. De kamer lag haaks op de voordeur dus ik kon altijd zien wie er thuis of op bezoek kwam. De garage lag er naast. De woonkamer was vlakbij en er liep altijd wel iemand heen en weer om te rommelen in de keuken.

Maar zodra het donker werd, was alles anders. Vaak heb ik me angstig en alleen gevoeld wanneer ik in bed lag. Jullie met z’n viertjes dicht bij elkaar, ik aan de andere kant van het huis.

Als ik ontvoerd zou worden en zou gillen, zou niemand het horen. Als er brand zou uitbreken, zou ik levend verbranden voordat jullie de rook zouden opmerken. Als er inbrekers zouden komen, kon ik jullie niet onopgemerkt wakker maken. Als de drie bomen, die pal voor mijn raam stonden, zouden omwaaien werd ik geplet zonder dat iemand het merkte. Stevig drukte ik mijn knuffelbeer tegen me aan en kroop ik elke avond ver onder de dekens in de hoop dat het snel weer licht zou worden.

Ik heb me vaak afgevraagd waarom ik aan die kant van het huis sliep. Onze broer was immers vaak niet thuis en een stuk ouder. Kon hij niet beter op mijn kamer slapen? Waarom lag ik afgezonderd aan de andere kant van het huis? Ik durfde het nooit te vragen, ik zou me vast niet moeten aanstellen en blij moeten zijn met de mooie kamer.

In het weekend als iedereen nog sliep sloop jij vaak zachtjes naar me toe. Je kroop dan bij me in bed en samen wachtten we tot het licht werd en pap en mam wakker zouden worden. Ik voel nog de warmte die bij me in bed kroop. Met je leuke krulletjes nog door de war van de nacht.

De ochtenden dat jij bij me in bed kroop waren fijn. De rest sliep nog, het was nog stil in huis en waarschijnlijk te vroeg om uit bed te mogen. Dan lagen we dicht tegen elkaar aan in mijn houten bed met opstaande randen. Jij had het ook spannend gevonden om door de lange koude gang, door de eetkamer en keuken zachtjes naar mijn kamer te trippelen. Zo samen in mijn bed voelde ik me veilig. Ik mis je, zusje. Slaap lekker.

Lees ook: Twee meisjes uit hetzelfde nest

Ik zorgde altijd voor je, op zulke ochtenden samen in bed was jij een grote steun voor mij

Ontdek meer van Mijn lieve zusje - Mijn lieve vader

Abonneer je om de nieuwste berichten in je inbox te ontvangen.

Een gedachte over “Buitengesloten en angstig

  1. Pingback: Weer even bij je

Geef een reactie