De buurman was overleden en lag thuis opgebaard. Drie jaar geleden had ik dat doodeng gevonden. Het idee van een lijk in een huis, dat hoorde gewoon niet. Lijken horen in de koelcel, veilig in een mortuarium. Maar zo denk ik er na jouw overlijden niet meer over. Dan is een lijk niet zomaar een dood persoon, dan is het iemand van wie je houdt, waar je herinneringen aan hebt. Jij, of iemand anders die de overledene heeft gekend.
Ik dacht dat ik het heel eng zou vinden, een dood persoon in het echt zien. Ik had dat niet eerder meegemaakt. Maar ik moest het doen, ik wilde je nog één keer zien. Dat was ik je verschuldigd en dit was m’n allerlaatste kans.
Het was het moeilijkste wat ik ooit heb gedaan, jou na twee jaar weer zien. Niet in levende lijve maar in je kist, levenloos en koud. Maar ook heel mooi en rustig.
Het was helemaal niet eng. Vrijwel meteen na mijn eerste blik op jouw wilde ik niet meer weg. Het was juist heel erg fijn om bij je te zijn. Mijn gedachte bij ‘een lijk’ was meteen anders. En dus vond ik de dode buurman ook niet meer eng.
Ik weet dat het praktisch niet zou kunnen maar ik wou dat je bij me thuis had gelegen. Dan was ik misschien wel naast je gaan liggen. Dan was ik elke minuut van de dag bij je geweest. Door je haar gestreken, je handen vastgepakt. Dan had ik je van alles verteld. Misschien had je het stiekem nog gehoord, mijn aanwezigheid gevoeld.
Maar je was niet bij me. Je lag in een koelcel tussen andere overledenen. Als ik het over kon doen, zou ik het anders hebben gewild. Maar we kunnen het niet over doen, en ik wil zoiets nooit meer overdoen. Slaap lekker lief zusje.
Mensen met dementie zijn oud en staren apathisch voor zich uit. Ze kwijlen en kijken niet op of om. Om heel eerlijk te zijn was dat mijn beeld van mensen met dementie. Wist ik veel. Ik had er nooit mee te maken gehad. Totdat papa dementie kreeg…
Ik heb nu twee boeken geluisterd met als thema ‘dementie’. ‘Verpleegthuis’ van Teun Toebes en ‘Het zal je moeder maar wezen’ van schrijfster Karin Bruers. Dit heeft me geraakt.
Teun Toebes is student verpleegkunde en woont op een gesloten afdeling in een verzorgtehuis voor mensen met dementie. Hij wilde zelf ervaren hoe het is om daar te wonen. Hoe het is aan de kant van de cliënten. De dingen die hij meemaakt en omschrijft zijn naast grappig vaak ook schrijnend.
‘Het zal je moeder maar wezen’ gaat over een moeder die dementie krijgt. Haar kinderen dikken het een beetje aan zodat ze een indicatie krijgt om uit huis te kunnen worden geplaatst. Eén dochter is het er niet mee eens. Bij het aantreffen van haar doodongelukkig moeder op haar nieuwe woonplek, besluit ze haar in huis te nemen. Een beslissing waarvan ze de gevolgen niet had kunnen voorzien. Het ontwricht niet alleen de familie maar ook de zorg voor haar moeder had ze onderschat.
Van allebei de boeken werd ik verdrietig. Ze zijn ook geschreven met humor maar ik besefte me dat pap véél verder is dan de mensen omschreven in deze twee boeken. Niet zozeer fysiek, maar vooral mentaal.
Wel zag ik een overeenkomst met hoe deze mensen veranderden toen ze het huis uit moesten. Ze voelden zich verdwaald, alleen en verdrietig. Ze waren in de war. Dat was bij pap ook het geval.
Thuis scharrelde hij wat rond. Liep van zijn stoel naar de keuken voor een kopje koffie, ging even buiten in de tuin kijken, ‘las’ de krant en ‘studeerde’ aan de eettafel in een boek. Hij luisterde muziek, neuride wat of lag te suffen op de bank.
De mensen omschreven in de boeken herkenden hun spullen nog toen ze in hun nieuwe leefomgeving kwam. Pap niet. In zijn nieuwe thuis herkende hij niets van zijn spullen die we hadden meegenomen. Boeken raakte hij op de eerste dag al niet meer aan, kranten verzamelde hij in de la van zijn bureau en hij vroeg elke willekeurig persoon die hij tegenkwam of ze de deur naar buiten open konden maken. Het duurde even maar inmiddels zit hij op zijn plek en is hij weer rustig.
Een andere overeenkomst met de twee boeken zag ik in het feit dat mensen met dementie nog steeds mensen zijn maar vaak niet zo behandeld worden. Ze worden in een soort stramien geduwd. Maar ook mensen met dementie hebben gevoelens, verlangens en belangen. Gelukkig gaat het bij pap, voor zover ik meekrijg, anders. Hij heeft een eigen ruime kamer en hoeft geen toilet of badkamer te delen. Hij mag op zijn kamer eten, iets wat hij prettig vindt, en zijn verzorgers weten inmiddels dat als hij iets echt niet wil, ze de strijd beter niet aan kunnen gaan. Zoals je weet kan pap erg koppig zijn.
Bij het idee alleen al word ik heel verdrietig maar ik kan alleen maar hopen dat, mocht ik ook dementie krijgen, mijn geliefden me blijven zien zoals ik was. Dat ze weten dat ik diep van binnen de liefde voel die ze me altijd hebben gegeven. Dat ze voor me opkomen als ik dat zelf niet meer kan. Dat ze me, met plezier, blijven bezoeken. Dat ze me niet steeds verbeteren als ik iets niet meer weet of denk te weten hoe iets werkt. Dat ze me in m’n waarde laten. Dat ze weten dat ik dingen niet opzettelijk verkeerd doe of zeg.
Ik wil geloven dat papa nog weet wie ik ben, dat hij nog weet dat hij twee dochters heeft. Hij weet het vast, diep van binnen. Want hoewel zijn hersenen aangetast zijn, klopt zijn hart nog steeds. Slaap lekker lief zusje.
Ik heb je niets verteld over kerst en oud en nieuw dit jaar. In mijn hoofd krijg ik het niet als een lopend verhaal. En waar ik normaal gesproken mijn gevoelens vrij makkelijk op papier krijg, lukt dat me de laatste tijd minder goed.
Misschien omdat ik minder gevoel heb bij de ‘feestdagen’. Ik voelde me een soort van gevoelloos. Vroeger waren we een gezin en waren jij en pap er nog bij. Die bubbel barstte ineens toen jij overleed en papa niet meer wist wie ik was. Daarbij komt dat ik weet dat het voor een aantal mensen om me heen ook niet meer is wat het ooit geweest was omdat ze geliefden moeten missen.
We zouden naar beide families gaan maar vanwege de maatregelen rondom corona voelde het toch niet goed om met z’n allen bij elkaar te komen. En dus waren we met kerst gewoon thuis. We zijn even naar het strand geweest en verder eigenlijk niets. Ook met oud en nieuw waren we gewoon thuis. En eigenlijk vond ik dat heerlijk. Ik ben dankbaar voor mijn lieve vriend en onze dochter. Ook al voel ik me vaak alleen in m’n gevoel, ze zijn er voor me.
Op social media regent het posts over goede voornemens. Want ‘we gaat het dit jaar allemaal anders doen’. En wat betreft alle ellende op de wereld hoop ik inderdaad dat we het allemaal anders gaan doen. Meer liefde, respect en een luisterend oor naar elkaar. We willen uiteindelijk allemaal hetzelfde en dat is terug naar ‘normaal’.
Er gebeurt zoveel en ik vind het fijn om m’n wereld klein te houden. Mijn hoofd kan al die dingen niet aan dus ik kan me beter focussen op de wereld om me heen. Ik weet dat het beter werkt om kleine doelen te stellen. Doelen per dag, geen grote voornemens voor het hele jaar. Want de kans dat de kleine voornemens me lukken, zijn veel groter dan de doelen op langere termijn. Zo lukt het me al dagen achter elkaar om minstens een uur te wandelen. En daarover voel ik mezelf dan goed. Je herkent het vast. Slaap lekker lief zusje.