Hulplijnen

Ik stelde het al uit sinds de verhuizing. In de buurt is een recreatiegebied waar ik nieuwsgierig naar was. Je scheen er een rondje van zo’n 5 kilometer om een mooie plas te kunnen wandelen. Een mooie afstand voor een wandeling. Helaas heb ik thuis geen wandelaars en was ik op mezelf aangewezen.

En dat was nou net het probleem. Want waar was de ingang? Welk pad moest ik volgen? Het was onbekend terrein en daarvoor was ik een beetje bang. Waarom precies? Geen idee. In zo’n geval neem ik graag iemand mee die me, in dit geval letterlijk, de weg wijst. Of met wie ik samen het juiste pad vind.

Ik kan heel goed alleen zijn en zelf dingen ondernemen. Als ik alleen op reis zou gaan, zou ik geen probleem hebben met onbekend terrein. Alleen, als er een ‘hulplijn’ in de buurt is, heb ik daar moeite mee. Iemand die me, in dit geval letterlijk, de weg zou kunnen wijzen. Als zo iemand er is, dan maak ik daar graag ‘gebruik van’, buiten het feit dat het gewoon gezellig is natuurlijk.

Dat is, denk ik, altijd zo geweest. Als ik vroeger in de klas mijn vinger opstak om iets te vragen aan de leraar zei deze bijna altijd: ‘Je weet het wel, als je het na 5 minuten echt nog niet weet dan kom ik bij je terug’. De leraar was in dit geval mijn hulplijn maar ik bleek deze zelden ook echt nodig te hebben.

Vandaag waren mijn hulplijnen ook nutteloos, ik zou ze toch niet zover krijgen om mee te gaan. En dus was ik op mezelf aangewezen. Mijn nieuwsgierigheid naar dit gebied was groot en dus besloot ik gewoon te gaaan.

En uiteraard liep alles vlekkeloos en bleek maar weer dat ik mezelf prima kan redden. Het was een kleine overwinning maar tegelijkertijd voelde ik me stom, had ik hier nou zo moeilijk over gedaan? Ik moet niet zoveel nadenken en gewoon gaan. Maar ja dat is vaak makkelijk gezegd dan gedaan 🙂 Terwijl ik daar liep, eindelijk, voelde ik me enigszins schuldig tegenover jou. Ik kan dit soort dingen nog en dan doe ik er zo moeilijk over.

Onderweg kwam ik 76 gezinnen tegen, 53 stelletjes en 48 honden (ik heb ze niet echt geteld maar zoveel leken het). Het was modderig, winderig en ik kreeg twee buitjes op m’n kop. Maar het was fijn. En het onbekende is nu niet meer onbekend.

De hele weg dacht ik aan jou. Waar zou je zijn? Zou je stiekem met me mee wandelen? Hoe zou het zijn als je er nog was? Tegelijkertijd denk ik dat het ‘goed’ is dat je de ellende in de wereld niet meemaakt. Je zou je er niet beter door gevoeld hebben. Slaap lekker lief zusje.

Lees ook: zo dichtbij, zo ver weg

Tranen van het lachen

Daar ga ik. In een kolkende massa wit schuimend zwembadwater. Ik begeef me enorm buiten mijn comfortzone in mijn, voor de gelegenheid aangeschafte, nieuwe zwempak in een subtropisch zwemparadijs. Het is warm, redelijk druk en overal zie ik blote voeten. De laatste plek waar ik wil zijn maar ik heb het N beloofd en ook dat ik alle glijbanen zou proberen. Zonder te zeuren. De disco glijbaan met flitsende lichten en opzwepende muziek en die ene waarvan je alleen af mag met een grote blauwe opblaasband hebben we al gehad. En nu gaan we door de wildwaterglijbaan.

Het eerste stuk is makkelijk en ik glij vrolijk achter N aan. Dan komt er een soort tussenstuk, een rond bad met sterke stroming. Het is de bedoeling dat je door glijdt naar het volgende stuk. Maar ik blijf hangen en drijf, spartel is een beter woord, nog een rondje. En nog een en nog een. Het lukt me gewoon niet om naar het volgende stuk te komen waar N inmiddels allang is. Ze komt teruggelopen, tegen de storming in de glijbaan weer op om te kijken waar ik blijf. Ze ziet mij als een soort spartelende vis en moet keihard lachen. En ik lach met haar mee. Ook andere mensen die voorbij komen drijven moeten lachen om mij, om ons. N pakt mijn hand en probeert me de juiste richting op te trekken als ik weer voorbij drijf, spartel.

We moeten beiden zó hard lachen dat ik van de slappe lach helemaal geen kracht meer heb om me de juiste kant op te manoeuvreren. Even gaat er door mijn hoofd: ik ben de eerste persoon die gered moet worden uit deze wildwaterglijbaan. Ze moeten de stroming stoppen of me een reddingsband toewerpen. Gelukkig zie ik nog een paar mensen die het niet gelijk lukt met de juiste stroomrichting mee te komen.

Uiteindelijk lukt het me dan toch en kan ik weer even ademhalen. Maar dan komt er weer zo’n rond bad en begint N’s reddingspoging opnieuw. N blijft bij me en we kunnen niet meer stoppen met lachen.
Als we eindelijk het einde hebben bereikt zijn we nog steeds aan het lachen. Voor mijn gevoel heb ik een half uur in die glijbaan doorgebracht. Ik laat het er niet bij zitten, dit moet ik toch gewoon kunnen?! Op ‘Mam, kom we gaan nog een keer!’ kan ik dan ook geen nee zeggen.

Natuurlijk lukt het me ook de tweede, derde, vierde en alle andere keren daarna niet maar ik word er iets handiger in. Elke keer moeten we hard lachen om mijn gestuntel. En dan besef ik me ineens: ik heb in tijden niet zo hard gelachen. En die stomme glijbaan begin ik stiekem best leuk te vinden.

Door naar een tropisch zwemparadijs te gaan moest ik een enorme drempel over, om mezelf in badpak onder de mensen te begeven moest ik een nog grotere drempel over. Alles wat ik deed lag ver ver buiten mijn comfortzone en ver weg van ook maar iets wat ik leuk vind. Ik deed het voor N, ik had het haar beloofd. Het was een wens van haar, dat ik ook eens mee ging zwemmen. En ik had mezelf voorgenomen niet te zeuren en gewoon mee te gaan in haar spel, haar ritme. Me compleet over te geven aan de situatie. Iets wat ik lastig vind, helemaal de laatste jaren.

En juist door de controle los te laten belandde ik in deze absurde situatie. En weet je, ik zou het weer doen. Want zelfs die dag, op een plek waar ik het minst graag kom en samen met N in die kolkende massa zwembadwater waar geen einde aan leek te komen, bleek ik nog te kunnen lachen. Mijn tranen van geluk en blijdschap leken op. Maar ik heb ze gelukkig nog. Slaap lekker lief zusje.

Ik maak graag foto’s

Lees ook: dit hoort niet

Drie jaar al niet meer hier

Opstaan op jouw sterfdag voelt raar. Ik voel me eenzaam en niet compleet. Eigenlijk voelt alles wat ik op zo’n dag doe nutteloos. Ik besluit er het beste van te maken want ik kán dat nog. Met een zwaar lijf ga ik uit bed en na wat getreuzel ben ik buiten.

Ik heb me te warm gekleed, het waait hard en met mijn gedachten ben ik bij jou, en pap. Het hardlooprondje begint moeizaam en na 6 minuten besluit ik te stoppen. ‘Wil je deze training echt verwijderen?’, verschijnt op de app. Zonder aarzelen druk ik op ‘ja’.

Bij het meer ga ik op een bankje zitten. De wind waait om mijn oren, het water klotst tegen de steiger en donkere wolken drijven over. En opeens, als een soort bliksemflits, komt het binnen. Wat ben ik nou aan het doen? Opgeven?! Juist op deze dag? Dat voelt zó niet eerlijk tegenover jou. Ik kan alles nog, waar jij bent is een groot raadsel maar dat je nooit meer terugkomt is zeker.

Het lukt me de knop in m’n hoofd om te zetten. Ik start ik de app weer op en selecteer dezelfde training als net. ‘Hup hup met die loopbeentjes’, moedigt de vriendelijke coach Evy me aan. En daar ga ik weer. Ik rond de training, met horten en stoten, af. Voor mezelf, voor jou. Dat is het minste wat ik kan doen.

‘s Middags ga ik met onze broer naar jouw herdenkingsbankje in het bos. Het is fijn om samen te zijn op deze dag. Een gevoel van eenzaamheid overvalt me als ik je bankje zie. Hij staat er mooi bij en het voelt als een vertrouwde plek. Maar het is koud in het bos, de gekleurde herfstblaadjes liggen opeengestapeld op de grond, de takken van de bomen zijn grotendeels kaal. Ze gaan heen en weer door de stevige wind. De dagen zijn korter en het wordt vroeg donker.

Ik wil je bankje bedekken, er een paraplu boven houden, het verlichten met kaarsjes en het verwarmen met een zachte deken. We zitten, we praten. We genieten van deze plek en de herinneringen aan jou.

En dan komen er twee heel dierbare vrienden van je aan. Wat fijn om ze te zien. We kletsen bij en ze proosten op jou met een meegenomen biertje. Het gaat heel hard regenen en waaien, we schuilen onder de boom achter je bankje. Pas als we na een tijd schuilen echt verkleumd en nat zijn, lopen we terug naar de parkeerplaats. Onderweg komen we nog een goede vriendin van je tegen. Ze is opweg naar het bankje, wat fijn dat ze er is.

Ik wil niet weg, ik wil je niet achterlaten. Want zo voelt het. Voor anderen is het een houten bankje met een gegraveerd plaatje, waarvan de zinnen ongetwijfeld vragen oproepen. Voor mij is het jouw plekje, een plekje met een verhaal en herinneringen.

Ik mis je verschikkelijk. Het voelt gek om zonder je verder te leven. Ook al hadden we niet veel contact de laatste jaren, je hoorde bij me. Voor altijd. Slaap lekker lief zusje.

Lees ook: een uniek bankje

Elke euro telt

Soms kom ik niet op een woord, dat heeft iedereen weleens toch? Ik ben me ervan bewust en kom altijd wel weer bij het juiste woord uit. Maar een split second schiet er dan door mijn hoofd: ik krijgt ook dementie! En die gedachte maakt me angstig en ik probeer het snel te vergeten. Ik weet dat het erfelijk kan zijn. Maar zou je het willen weten?

Het enige wat ik vurig hoop is dat, mocht het ooit zover komen, de mensen die ik lief heb me nog steeds kunnen zien en behandelen als volwaardig mens. Dat ze me blijven knuffelen, zien en opzoeken. Dat ik diep van binnen echt wel weet wie ze zijn en wat ze voor me betekenen. Dat ik hun liefde kan blijven voelen en zij het mijne.

Nu ik van dichtbij meemaak hoe het is om dementie te hebben, kreeg ik steeds meer de drang om iets te doen. Maar wat? Mijn dochter kwam op een idee. Er is geld nodig voor onderzoek naar deze hersenziekte. En daarom steun ik Stichting Alzheimer, het minste wat ik kan doen. In mijn webshop staan een aantal kaarten die je kunt bestellen om op te sturen naar iemand die je lief is. Voor elke bestelling gaat er 1 euro naar Stichting Alzheimer, omdat elke euro telt. (Webshop is inmiddels offline)

Herinneringen blijven bestaan, zeggen ze. Maar ik weet nu dat dat niet altijd het geval is. Mijn vader is er fysiek nog maar mentaal zit hij in een voor ons onbegrijpelijke wereld. Ik hoop dat er iets gevonden wordt zodat meer mensen dit bespaard blijft. Tot snel lieve pap, ik mis je.