Ijspret in Nederland! Het heeft een aantal dagen en nachten flink gevroren en dat betekent dat de schaatsen weer ‘uit het vet’ kunnen.
De beelden van schaatsende mensen maken me blij. Het geluid van glijdende schaatsen over het ijs en de lachende gezichten. Iedereen is ontspannen en de gedachten zijn even weg bij corona. Eindelijk kunnen we het ijs weer op.
Ikzelf waag me er niet meer aan. Ik heb het nooit gekund en daardoor vond ik het niet echt leuk. Ik weet nog dat mam en onze broer eindeloze tochten maakten over natuurijs als wij klaar waren met spelen. Ik zie ons twee nog staan met dikke skipakken aan, we leken wel twee michellin poppetjes.
Met kerst 1996 lag er ook ijs. We konden op de sloot achter ons huis heen en weer schaatsen. Vanaf de bank hoorde ik het geschaatst en gelach van de buurtkinderen. Jij was ook op de schaats. Ik wilde er toch graag bijhoren en het klonk zo gezellig dat ik dan ook maar een poging moest wagen. Van de buren kon ik schaatsen lenen, kunstschaatsen. Ik kwam er niet onderuit.
Eenmaal op het ijs durfde ik eigenlijk geen kant op. Om me heen gleed iederen moeiteloos over het ijs. Vanuit stilstand probeerde ik een rondje te draaien, of zoiets. Ik weet niet precies wat er gebeurde maar voor ik het wist lag ik met m’n kont op het ijs. Ik was op mijn pols geland en ik voelde meteen dat het niet goed was. Jij kwam aangeschaatst, heel vrolijk want je had het naar je zin, en vroeg wat er was. ‘Gewoon even mee wapperen!’, zei je toen ik vertelde dat m’n pols pijn deed.
Ik liet me niet kennen en dacht dat het wel mee zou vallen. Aan de rand van de bevroren sloot bleef ik even zitten. Er werd nog een foto gemaakt, ik sta er op als een boer met kiespijn. Na een tijdje ging ik toch maar naar binnen want het zat me niet lekker. Op m’n schaatsen liep ik over de houten vloer van de woonkamer om zo snel mogelijk bij de bank te komen, ik wist dat ik kon flauwvallen van de nare pijn. Toen ik mijn handschoen uit deed schrok ik.
Papa zat naast me in zijn stoel een of ander kerstconcert op tv te kijken. Toen hij de grote blauwe bult bovenop mijn hand zag, zei hij ietwat teleurgesteld: ‘Oh daar moeten we wel even mee naar het ziekenhuis.’ Hij wilde helemaal de deur niet uit. Heel langzaam trok hij, staand voor de tv, zijn trui aan.
In het ziekenhuis mochten we via de achteringang mochten we naar de gipskamer. Op de foto die even daarvoor was gemaakt, was een scheurtje in het bot van mijn pols te zien. Niets ernstigs maar het moest wel even gegipst.
Ik heb nooit meer met schaatsen het ijs op gedurfd en dat vind ik ook helemaal niet erg. Ijspret is niet aan mijn besteed maar ik ben oprecht blij dat iedereen die er wel van houdt, nu weer het ijs op kan. Slaap lekker lief zusje.
Eén gedachte over “‘Gewoon even mee wapperen!’”