Vandaag, een half jaar geleden werd ik wakker na een rommelige nacht. Ik kon aan niets anders denken dan aan jou. Het kon toch niet waar zijn? Ik checkte mijn telefoon maar had geen berichtje van mam of onze broer. Huh? Je zou nog hoogstens een paar uur hebben gisteravond, dan zou je lichaam het opgeven. En ik ben nog niet gebeld? Zie je wel! Het ging gewoon weer beter met je! Dacht ik tegen beter weten in…
Ik ging douchen, aankleden, ontbijten. Allemaal in slakkentempo, mijn telefoon dicht bij me. Om 10.40 uur kreeg ik een berichtje van onze broer: ‘Lief, arts gaat nu medicatie stop zetten. Net gesprek gehad. Haar organen storten als een kaartenhuis ineen. Zal 1-2u max duren, voordat ze overlijdt.. 🙁 Wat wil je?’
Dus toch… Natuurlijk wil ik er meteen heen. Maar ze hoeven niet te wachten, ik wil er niet bijzijn. Je hoeft niet onnodig lang te lijden. We halen onze dochter van school en gaan richting het ziekenhuis. Ik weet niet meer wat ik dacht of voelde. Niets, en tegelijkertijd alles.
In het ziekenhuis aangekomen ben je al overleden, met geliefden aan je zijde. Om 11.47 uur stopte jouw leven. ‘Ik ben m’n zusje kwijt’, is het eerste wat ik dacht. Het komt nooit meer goed. Dit kan toch niet? In de gang zie ik een bord met de namen van patiënten die op de intensive care liggen. Jouw naam staat er nu nog tussen. Het is onwerkelijk. Je naam is er nog, jij niet meer.
Na niet al te lange tijd komt de arts. Hij moet toch wat praktische zaken doornemen. Er moeten dingen geregeld worden. Gelukkig staan mam en onze broer in een soort overlevingsstand en bespreken ze bepaalde zaken die gedaan moeten worden. Waar ga je naar toe? Willen we een obductie? Je was donor, hoe en wat gaan ze nu doen? Had je een overlijdensverzekering? Ik kan niet veel meer doen dan huilen en ga naar huis. Om ons heen draait de wereld door. Voor mij staat de wereld even stil. Dit kan niet waar zijn. Maar het is waar. Vandaag ben je al een half jaar weg en ik mis je nog elke dag. Slaap lekker lief zusje.