Ik vind het fijn

Af en toe krijg ik berichtjes van je vriendinnen. De een maakt je favoriete recept, de ander kijkt oude foto’s terug. Op je Facebookpagina komt ook nog regelmatig een berichtje voor je. Je leeft in onze gedachten. Ik vind het fijn.

Je mailbox blijft akelig leeg. Ik check ‘m nog vaak. Ik zie het als een soort plicht naar jou om het in de gaten te houden. Soms meld ik je af voor een van de vele nieuwsbrieven. Ik vind het fijn. Je bent bij ons, we missen je allemaal zo ontzettend. Slaap lekker lief zusje.

Altaartje

Ons neefje en nichtje gaven een feestje. Vorig jaar was jij op hun verjaardag, was ik er ook maar geweest. Dit jaar was ik er, jij had er ook moeten zijn. Het is niet meer hetzelfde, we missen je enorm. Ik voel steeds meer de behoefte om je dichtbij me te hebben, voor zover dat kan. Daarom liet ik een kettinkje graveren met jouw naam. En met m’n tattoo ben ik nog altijd zó blij.

Ik kocht een glazen kistje voor wat spulletjes van jou die ik graag wil bewaren. Een schelpje die ik vond op jouw 36ste verjaardag, het hangertje met mijn letter die jij altijd hebt bewaard, een briefje met een quote die ik vond tussen een boek van jou, mijn laatste kaart aan jou, een armbandje en een stukje die afgebroken is van jouw kerst trein. De rouwkaart heb ik er ook bij gedaan. Het kistje staat bij twee foto’s van jou en mij. Mijn kleine altaartje voor jou. Slaap lekker lief zusje.

Het berichtje

Vandaag, een half jaar geleden werd ik wakker na een rommelige nacht. Ik kon aan niets anders denken dan aan jou. Het kon toch niet waar zijn? Ik checkte mijn telefoon maar had geen berichtje van mam of onze broer. Huh? Je zou nog hoogstens een paar uur hebben gisteravond, dan zou je lichaam het opgeven. En ik ben nog niet gebeld? Zie je wel! Het ging gewoon weer beter met je! Dacht ik tegen beter weten in…

Ik ging douchen, aankleden, ontbijten. Allemaal in slakkentempo, mijn telefoon dicht bij me. Om 10.40 uur kreeg ik een berichtje van onze broer: ‘Lief, arts gaat nu medicatie stop zetten. Net gesprek gehad. Haar organen storten als een kaartenhuis ineen. Zal 1-2u max duren, voordat ze overlijdt.. 🙁 Wat wil je?’

Dus toch… Natuurlijk wil ik er meteen heen. Maar ze hoeven niet te wachten, ik wil er niet bijzijn. Je hoeft niet onnodig lang te lijden. We halen onze dochter van school en gaan richting het ziekenhuis. Ik weet niet meer wat ik dacht of voelde. Niets, en tegelijkertijd alles.

In het ziekenhuis aangekomen ben je al overleden, met geliefden aan je zijde. Om 11.47 uur stopte jouw leven. ‘Ik ben m’n zusje kwijt’, is het eerste wat ik dacht. Het komt nooit meer goed. Dit kan toch niet? In de gang zie ik een bord met de namen van patiënten die op de intensive care liggen. Jouw naam staat er nu nog tussen. Het is onwerkelijk. Je naam is er nog, jij niet meer.

Na niet al te lange tijd komt de arts. Hij moet toch wat praktische zaken doornemen. Er moeten dingen geregeld worden. Gelukkig staan mam en onze broer in een soort overlevingsstand en bespreken ze bepaalde zaken die gedaan moeten worden. Waar ga je naar toe? Willen we een obductie? Je was donor, hoe en wat gaan ze nu doen? Had je een overlijdensverzekering? Ik kan niet veel meer doen dan huilen en ga naar huis. Om ons heen draait de wereld door. Voor mij staat de wereld even stil. Dit kan niet waar zijn. Maar het is waar. Vandaag ben je al een half jaar weg en ik mis je nog elke dag. Slaap lekker lief zusje.

→ Lees ook: Je hebt vast iemand blij gemaakt

Zes lange maanden

Vandaag, een half jaar geleden reed ik nog nietsvermoedend naar m’n werk. Ik had m’n laptop net open geklapt toen onze broer belde. Ik durfde niet op te nemen, contact ging de laatste tijd over jou. Dat hij belde was geen goed teken, ik voelde het. Direct daarna stuurde hij een appje: ‘Ik ga je toch informeren. We gaan nu met z’n allen naar het ziekenhuis om afscheid te nemen, het gaat heel slecht…’

Mijn hart bonkte, ik begon te shaken en smeet al m’n spullen weer in m’n tas. Mijn collega vroeg of het wel ging. Ik wist en kon niets uitbrengen en zei dat ik haar straks zou appen. Ik moest gaan, geen twijfel mogelijk. Zo snel mogelijk.

Ik haastte me naar buiten en ook de tweede collega die ik op de gang tegenkwam keek me ietwat verward aan. Ik zal ze later appen. Ik wist even niets te zeggen. Ik belde m’n vriend en vertelde wat er aan de hand was. Gelukkig wilde en kon hij mee. We snelden ons naar het ziekenhuis. Er ging vanalles door me heen. Maar vooral het ongeloof. Het kwam altijd goed met je. Dat zal nu toch ook wel weer zo zijn?

In een soort waas kwamen we aan in het ziekenhuis en omhelsde onze broer me. We waren beiden in tranen. In de familiekamer zat de rest van de familie, een paar vriendinnen en je ex. Ik weet nu niet meer hoe ik me toen staande heb weten te houden.

Jij lag een paar kamers verderop. Ik durfde niet naar je toe. Je was niet meer bij, anders had ik het misschien wel gedaan. Maar omdat ik je twee jaar niet had gezien en je er nu echt heel erg ziek bij lag, met slangen enzo, koos ik ervoor om het niet te doen. Ik kon het niet. Ik weet nog dat ik dacht dat ik je sowieso weer zou zien. Ik hoopte dat de artsen zich vergist hadden. Dit kon gewoon niet waar zijn.

We hebben de hele dag in die kamer gewacht op nieuws. Er zijn vele tranen gevallen. Herinneringen opgehaald, zorgen uitgesproken. Vriendinnen gingen om de beurt naar je toe. We hebben nog een luchtje geschept om even wat te eten. Aan het eind van de dag zei de arts dat hij je nog een paar uur zou geven, in die tijd zou je echt zelf wat stabieler moeten worden anders gaf hij je helaas geen kans.

We konden niets doen. We waren moe. En dus gingen we naar huis met een dubbel gevoel. De arts zou direct bellen als er iets zou veranderen. Wat een rare onwerkelijke dag. Zoveel emoties, zoveel gedachten, zoveel tranen, zoveel onzekerheid. Ik wist het allemaal niet meer. Nu een half jaar later, weet ik het nog steeds niet. Is dit echt allemaal gebeurd? Slaap lekker lief zusje.