Overdag lukt het me langer om niet te huilen. Ik zoek afleiding en kijk veel tv. Soms zie ik de flitsende beelden op het beeldscherm maar komen ze niet binnen. Mijn gedachten dwalen af. Maar overdag lukt het aardig om heel eventjes niet aan je te denken. Als het avond wordt, ben ik bang voor de nacht. Het liefst blijf ik op de bank zitten. Series kijken, films wat mij betreft. Afleiding.
Maar ik ben zo moe en zou toch moeten slapen. Zodra ik in bed lig, val ik in een diep zwart gat. Ik kan aan niets anders denken dan aan jou. In gedachten zie ik je in het ziekenhuis liggen, zie ik je thuis zitten op je bank, zie ik je voorzichtig wandelen naar de dichtstbijzijnde supermarkt, zie ik je liggen slapen in een ziekenhuis bed, zie ik je liggen in een kist, in een koelcel. En dat terwijl ik je al twee jaar niet live heb gezien. Je staat in m’n geheugen gegrift.
Ik probeer aan iets anders te denken maar al snel zie ik je weer voor me. Tranen dringen door m’n gesloten oogleden. Ik haal een keer diep adem en probeer nogmaals te slapen. Het lukt me niet en ik kan m’n draai niet vinden. Ik blijf woelen, speel een spelletje op m’n telefoon ter afleiding en probeer nogmaals de slaap te vatten. Na een paar uur lukt dat dan toch.
Niet veel later word ik wakker voor het standaard nachtelijke toilet bezoek. En weer ben jij het eerste waar ik aan moet denken. Wat zal je je eenzaam gevoeld hebben, wat ging er door je heen? Het kan toch niet waar zijn dat je nu in een koelcel ligt? In het donker, in de kou, alleen. Terwijl ik onder een warme deken lig en me nog eens kan omdraaien.
Ik probeer m’n tranen tegen te houden. Slaap lekker lief zusje.